'De concurrentie in de kledingindustrie is moordend.' 'Het is gevoelige bedrijfsinformatie.' Dat geven Nederlandse kledingbedrijven vaak als reden waarom ze liever geheimhouden waar zij hun broeken, T-shirts en jacks laten maken. Niet dat ze niet begaan zijn met de vaak slechte omstandigheden in de kledingindustrie in Bangladesh. Twintig Nederlandse kledingbedrijven hebben het Bangladesh Veiligheidsakkoord (zie kader) ondertekend.
We geven uit concurrentie-overwegingen nooit details over leveranciers
Brug te ver
Maar een lijst van toeleveranciers in Bangladesh en andere lagelonenlanden die kleding maken voor de westerse markt, dat is voor onder meer C&A, Hema en WE nog een brug te ver.
Gevraagd naar het waarom laat woordvoerder Inge van Baarssen van de Hema via de mail weten: "We geven uit concurrentie-overwegingen nooit details over leveranciers." De reactie van WE luidt: "Net als een groot aantal van onze branchegenoten, geeft ook WE uit concurrentie-overwegingen geen details over haar leveranciers."
Goede zakenrelaties
Een bedrijf dat wel openheid van zaken geeft is het Nederlandse G-Star. MVO-manager Frouke Bruinsma:“Wij hebben al heel lang goede relaties met onze leveranciers in Bangladesh en andere landen, en daar zijn we trots op. Wij concurreren niet zozeer op prijs als wel op design en kwaliteit, en we vinden het belangrijk dat consumenten via onze site kunnen nagaan waar een kledingstuk vandaan komt.” Ook The Sting, Vingino en Prenatal hebben hun leveranciers openbaar gemaakt.
Bangladesh Veiligheidsakkoord
Twintig Nederlandse kledingbedrijven hebben tot nog toe het Bangladesh Veiligheidsakkoord ondertekend. Dat Akkoord kwam er na een grote brand in de Tazreen-fabriek op 28 november 2012 in Dhaka, waarbij 112 mensen omkwamen. Nog actueler werd deze unieke want bindende afspraak na de instorting van het kledingfabrieksgebouw Rana Plaza op 24 april 2013, ook in Dhaka, waarbij ongeveer 1140 mensen stierven. De inspectierapporten van de fabrieken zijn openbaar, net als de aanbevelingen voor reparaties en verbeteringen. Alle ondertekenaars moeten aan de inspectiecomités bekendmaken bij welke fabrieken zij inkopen, maar die informatie is vertrouwelijk.
Vijf jaar samenwerken
Volgens de Bengalese antropoloog Hassan Ashraf, die onderzoek doet naar de kledingindustrie in Bangladesh, nemen kledingmerken nog altijd te weinig verantwoordelijkheid. “Het Veiligheidsakkoord is het aangewezen platform voor het stabiel maken van de kledingbusiness in Bangladesh”, stelt hij. “Daarin staat onder meer dat kledingmerken voor vijf jaar een zakenrelatie met hun toeleverancier aangaan. Zo’n lange samenwerking maakt het gemakkelijker om daadwerkelijk verbeteringen door te voeren en, in het geval van de ververijen, bovendien het milieu te ontzien.”
Reclame en imago
Tot nog toe investeren merken voornamelijk in reclame en hun imago, zo hebben ze allemaal programma’s voor verantwoord ondernemen, constateert onderzoeker Ashraf. Zowel kledingarbeidsters – in de industrie werken vooral vrouwen – als consumenten, althans de meer bewuste kopers, zijn het slachtoffer van de aanhoudende onduidelijkheid over wie de kleding maakt, stelt Ashraf.
Ouderwets
Zo is dat, beaamt Niki Janssen van Schone Kleren Campagne, die ijvert voor betere omstandigheden in de kledingindustrie. “Voor ons is het belangrijk om te weten waar merken inkopen, zodat we, als er ergens iets fout gaat, meteen met het betrokken bedrijf kunnen gaan praten. Maar ook consumenten, die steeds bewuster kopen, hebben er recht op te weten waar die trui of broek vandaan komt. Het is ouderwets om daar zo geheimzinnig over te doen. Openheid is meer van deze tijd.”